Hollanderfokker
Coen van Slooten
Alles over het Hollander konijn
Rasbeschrijving

Oorsprong en rasbeschrijving van de Hollander:
Een ras met een naam die aangeeft dat het een Nederlands product is. Toch zijn het niet de Hollandse fokkers geweest die dit geblokte diertje gecreëerd hebben, maar de eer komt de Engelse fokkers toe, aangezien zij het waren die uit de zogenaamde Brabantse bonte konijntjes, bestemd voor de Engelse restaurants, The Dutch Rabbit fokten. In alle landen van het westelijk halfrond komt dit aantrekkelijke ras voor onder de benaming, die vertaald in het Nederlands, Hollander of Hollands konijn betekent. De eisen met betrekking tot de tekening zijn vrijwel dezelfde. Het grootste verschil met de overige landen geeft de Engelse standaard aan, die later door de fokkers van de Verenigde Staten van Amerika is overgekomen, nl. de witgekleurde nek, die als “clean neck” hoog wordt gewaardeerd.

Op het vaste land van Europa geven de fokkers de voorkeur aan een gekleurde nek, die als het ware de gekleurde kopplaten met elkaar verbindt. Ook zijn de gewichtsgrenzen niet overal gelijk. In Engeland liggen deze iets lager dan bij ons. De overige landen van West Europa geven in hun standaard wat hogere gewichten aan die overeenkomen met de praktijk.

Het Hollandertje, zoals hij vaak hij ons genoemd wordt, is kort en gedrongen, waarbij de voorhand en achterhand goed breed zijn. Een korte, bolvormige kop past bij zon lichaam, evenals wat brede korte oren. De toppen van de oren zijn rond.

De pels wordt als normaal aangegeven, d.w.z. vrij kort, niet grof, dit ook met het oog op het accentueren van de begrenzing van de tekeningsbeelden. De inplanting van de beharing moet dicht zijn en glanzend tonen.

De tekeningsbeelden van de Hollander zijn te verdelen in koptekening en lichaamstekening. Onder de laatstgenoemde rekenen we de bandtekening om het lichaam en de manchetten. Onder de koptekening verstaan we de kopplaten, die zich aan beide zijden van de kop bevinden. Deze ziet men het liefst gelijk van vorm, even groot en cirkelvormig om de ogen geplaatst, waarbij de snorharen in het witte gedeelte blijven. Ze bedekken de wangen tot en met de kaakrand, zonder het lichaam te raken.

Achter de oren, die volledig gekleurd zijn, komen ze via de reeds beschreven gekleurde nek samen en vormen daar één geheel. Een rechte begrenzing in de nek wordt als ideaal beschouwd, waarbij zich in het gekleurde deel geen witte vlek bevindt.

De kopplaten komen ook samen midden op het voorhoofd ter hoogte van de oorwortels. Het witte gedeelte wordt bles genoemd en heeft een scherp aanvangspunt daar waar de kopplaten in elkaar overgaan. Zijn de kopplaten goed van vorm dan is de bles automatisch goed gevormd.

Onder lichte fouten wordt verstaan kopplaten die minder dan 1 cm binnen of over de kaakranden reiken. Niet strak belijnde, smalle of stompe bles. Een bles die tussen de oren doorloopt. Een niet gesloten nek. Gekleurde, op zich zelf staande gekleurde vlekjes in een open nek. Witte vlekjes in een min of meer gesloten nek. Uitlopertjes in de nek, mits deze niet langer zijn dan 2 cm.

Ongeveer op het midden van het lichaam bevindt zich de bandtekening. Als een rechte lijn rondom het lichaam vormt deze de scheiding tussen het witte en het gekleurde gedeelte. Als ideaal geldt ± 3 cm verwijderd van de voorbenen. Wanneer deze scheidingslijn meer dan 5 cm achter de voorbenen is geplaatst dan wordt de witte band te breed. Als lichte fouten worden beschouwd geringe afwijkingen van de bandbelijning. Hiertoe behoren: een wat scheve band, haakjes in de band die de 2 cm niet te boven gaan, een bandtekening die wat ver naar voren is geplaatst zonder dat deze één of beide voorbenen raakt (vastzit).

Bij de kleurslagen konijngrijs, bruingrijs, blauwgrijs, gouwenaargrijs en chinchilla is de scheidingslijn op de buik niet te onderscheiden zonder dat deze wordt “ingeblazen”. De toppen van de haren zijn daar wit, moeten evenwel een grondkleur laten zien. De gele kleurslag heeft in dat opzicht een klein voordeel omdat deze daar ook een witte grondkleur laat zien. Bij de driekleur verschilt dit van dier tot dier in verband met de plaatsingsmogelijkheden van de zwarte en gele tot witte of bijna witte velden op de buik. Bij alle overige kleurslagen kan de bandtekening op de buik zonder inblazing geconstateerd en beoordeeld worden.

Onder de lichaamstekening worden ook de manchetten gerekend. Zij vormen de tekening om de achtervoeten. Het gekleurde gedeelte van de achtervoeten sluit aan bij het gekleurde achterlijf van het Hollanderkonijn. Ook de staart vindt hierbij aansluiting. De begrenzing van de kleuren op de achterbenen is recht. De scheidingslijn loopt evenwijdig met die van de bandtekening op het lichaam. Zij loopt rondom de voet. Als ideaal gelden manchetten die even lang zijn en ongeveer de helft van de achtervoeten in beslag nemen. Geringe afwijkingen van de belijning van de manchetten, waartoe een haakje van minder dan twee cm gerekend wordt, een wat korte of lange manchet, wat ongelijke manchetten en één of twee scheve manchetten. Tot de uitsluitingsfouten worden gerekend haken in de manchettekening die groter zijn dan 2 cm. Dit geldt zowel voor boven als onderzijde van de manchetten. Een manchet wordt te kort als het gekleurde gedeelte van de achtervoet de tenen raakt waardoor deze niet meer geheel wit gekleurd zijn. Een manchet wordt te lang als het wit verder loopt dan de achtervoet.

Een keurmeester die Hollanders ter beoordeling krijgt toegewezen zal evenals bij vele andere rassen, een vaste volgorde moeten aanwennen bij het vaststellen van de eigenschappen waaraan een Hollanderkonijn moet voldoen. Een onderdeel dat bijzondere aandacht vraagt is de oogkleur. Niet alleen dat er zich op de iris vlekjes kunnen bevinden die licht blauw gekleurd zijn, waarbij men dan van een vlekoog spreekt, de ogen kunnen ook wat zwak of zelfs zeer afwijkend van kleur zijn. Ook moeten de nagels aan een inspectie onderworpen worden. De Hollander is een tekeningkonijn en er wordt nogal eens een nagel in het gekleurde tekeningspatroon meegenomen, waardoor deze nagel geheel of gedeeltelijk gekleurd is. Dit laatste komt vaker voor aan een achtervoet met een erg korte manchet dan aan een met een lange manchet.
Zoals men ziet zijn erbij een Hollanderkonijn heel veel zaken die bekeken moeten worden tijdens de beoordeling op de tentoonstelling. Men moet zich niet laten verleiden zogenaamd negatief te keuren.

Een keurmeester die uitsluitend zoekt naar fouten en foutjes stelt zich verkeerd op. Schenk voldoende aandacht aan bouw en type maar vervat bij de tekening niet in futiliteiten. De Hollander is een ras dat soms om conditioneren vraagt. Een enkel foutief gekleurd haartje kan straffeloos worden weggehaald. Conditioneren houdt op, waar fraude plegen begint. Als een te enthousiast inzender getracht heeft een Hollanderkonijn te maken in plaats van te fokken, schroom dan niet handelend op te treden. Het zijn gelukkig uitzonderingen, maar… laat de eerlijke fokker winnen.

Voor lichte en zware fouten kan men de Standaard raadplegen. Erkend in 1907.

(Bron: Het boek der Pelsdieren)